Staatssecretaris SZW verstrekt 34 gemeenten vangnetuitkering over 2019

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kent een vangnetuitkering Participatiewet toe aan 34 gemeenten voor een totaalbedrag van 13,8 miljoen euro. Deze gemeenten hadden in 2019 een tekort op de gebundelde uitkering (waarmee zij o.a. bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies bekostigen) en voldeden aan de voorwaarden voor een vangnetuitkering.

Gemeenten ontvangen jaarlijks één budget voor uitkeringen en loonkostensubsidies op grond van de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ en in het kader van het Bbz 2004. Over het jaar 2019 konden 37 gemeenten aanspraak maken op een vangnetuitkering. Deze gemeenten hadden een tekort op de gebundelde uitkering dat groter was dan zeveneneenhalf procent, waarbij ook wordt gekeken naar het financiële resultaat van de twee jaren ervoor.

De Toetsingscommissie vangnet Participatiewet ontving 34 verzoeken. De 34 verzoeken zijn uiteindelijk positief beoordeeld door de toetsingscommissie. Deze 34 gemeenten staan genoemd in de bijlage. Drie gemeenten hebben geen gebruik gemaakt van de vangnetuitkering, hoewel zij wel een tekort hadden boven de eigen risicodrempel. De commissie heeft 11 van de 34 gemeenten om aanvullende informatie gevraagd. Dit had vooral betrekking op de voorwaarde dat gemeenten met een meerjarig tekort moeten verklaren zgn. externe maatregelen te hebben getroffen. Dit zijn maatregelen naar aanleiding van consultatie van partijen buiten de gemeente. Mede naar aanleiding van deze uitvraag is het aanvraagformulier verduidelijkt. Dit is gedaan in nauw overleg met gemeenten (VNG, Financieel Platform van Divosa en het Uitvoeringspanel).

De staatssecretaris heeft overeenkomstig de adviezen besloten deze 34 gemeenten een vangnetuitkering toe te kennen. Zij hebben een beschikking ontvangen waarin de berekening staat van de hoogte van de vangnetuitkering. Uitbetaling volgt in het eerste kwartaal van 2021. De vangnetuitkering gaat uit van onderlinge solidariteit tussen gemeenten: het totale bedrag wordt betaald uit het voor 2021 beschikbare macrobudget voor de gebundelde uitkering.

Het aantal verzoeken is beduidend lager dan voorgaande jaren: 34 verzoeken over 2019 (13,8 mln.) versus 73 verzoeken over 2018 (€ 45 mln.) en 208 verzoeken over 2017 (€ 108 mln.). Een belangrijke verklaring voor het lagere aantal verzoeken is de hogere risicodrempel (7,5% i.p.v. 5%) en het overschot op het macrobudget 2019 (2,7%) in plaats van een kleiner overschot in 2018  (0,76%) en een tekort in het jaar 2017.