Kernpunten vangnetuitkeringen over 2018, 2019 en 2020
In het overzicht hieronder staan de kernpunten vermeld van de vangnetuitkeringen over 2018, 2019 en 2020. Eerst worden overeenkomsten tussen deze jaren toegelicht, daarna de verschillen.
Verschillen en overeenkomsten VU 2020 ten opzichte van VU 2019 en VU 2018
De overeenkomsten zullen in de volgende paragraaf per aandachtspunt worden toegelicht. De verschillen zullen in een tabel worden weergegeven in de paragraaf ‘verschillen’.
Overeenkomsten
- De uiterlijke datum waarop de toetsingscommissie (TC) het verzoek moet hebben ontvangen ligt net als bij de vangnetuitkering (VU) 2018 en VU 2019 op 15 augustus in het jaar na het tekortjaar. Voor de VU 2020 betekent dit dat de toetsingscommissie het verzoek uiterlijk op 15 augustus 2021 moet hebben ontvangen.
- Met betrekking tot de oorzaak van het tekort, beoordeelt de toetsingscommissie of in de analyse (onderdeel A) een oorzaak van het tekort wordt benoemd. De toetsingscommissie doet geen inhoudelijke beoordeling op de genoemde oorzaak van het tekort.
- Om voor een vangnetuitkering in aanmerking te komen moet het college verklaren dat maatregelen zijn getroffen. Net als bij de VU 2018 en de VU 2019 geldt bij de VU 2020 dat maatregelen getroffen dienen te worden in het tekortjaar, of in het jaar na het tekortjaar tot het moment van indiening.
- Een college dat in één of twee voorafgaande tekortjaren ook een vangnetuitkering heeft ontvangen moet, om in aanmerking te komen voor een vangnetuitkering, verklaren dat het externe maatregelen heeft getroffen.
- Met de instemming van de gemeenteraad stelt de gemeenteraad vast dat het college inzicht heeft gegeven in de oorzaken van het tekort, de getroffen interne en externe maatregelen, het beoogde effect van deze maatregelen en de bijdrage die deze samen leveren om het tekort verder te reduceren.
- Voor de invloed van relevante foute of onzekere bestedingen op het uitkeringsrecht geldt dat deze bestedingen in mindering worden gebracht op de gemeentelijke lasten en dat deze nooit in aanmerking komen voor vergoeding.
- Het advies van de toetsingscommissie, dat op basis van een procedurele beoordeling tot stand komt, vindt uiterlijk op 31 oktober van het jaar van aanvraag plaats. Voor de VU 2020 betekent dit dat uiterlijk op 31 oktober 2021 een advies van de toetsingscommissie aan de minister wordt uitgebracht.
- De beslissing van de Minister van SZW is in beginsel overeenkomstig het advies van de toetsingscommissie en wordt uitgebracht binnen acht weken na het ontvangst van het advies.
- De uitbetaling van de vangnetuitkering vindt plaats in het eerste kwartaal in het tweede jaar na het tekortjaar. Voor de VU 2020 betekent dit dat de vangnetuitkering in het eerste kwartaal van 2022 wordt uitbetaald.
- De bekostiging van de vangnetuitkering komt uit het macrobudget van de Participatiewet.
Verschillen
Het recht op vangnetuitkering verschilt tussen de VU 2020, de VU 2019 en de VU 2018. Dit wordt in onderstaande tabel toegelicht.
VU 2018 | VU 2019 | VU 2020 | |
---|---|---|---|
Alle gemeenten met een tekort dat: | a) Over 2018 meer dan 5% bedraagt, en b) Over 2016, 2017 en 2018 samen ook meer dan 5% bedraagt van budget over 2018 |
a) Over 2019 meer dan 7,5% bedraagt, en b) Over 2017, 2018 en 2019 samen ook meer dan 7,5% bedraagt van budget over 2019 |
a) Over 2020 meer dan 7,5% bedraagt, en b) Over 2018, 2019 en 2020 samen ook meer dan 7,5 % bedraagt van budget over 2020 |
In de regelgeving staat dat het college een toelichting geeft op de verklaring. De eisen aan deze toelichting staan opgenomen in het aanvraagformulier. Deze wordt door de Minister vastgesteld en kunnen van jaar tot jaar verschillen. Zie hiervoor de volgende paragraaf en het actuele aanvraagformulier VU 2020.
Verschillen vangnetuitkering 2019 ten opzichte van 2018
De verschillen van vangnetuitkering 2019 ten opzichte van 2018 zijn:
- Eigenrisicodrempel
Het verschil tussen de vangnetuitkering over 2019 ten opzichte van over 2018 betreft de hoogte van de eigenrisico-drempel. Bij de vangnetuitkering over 2018 was de hoogte van de eigenrisico-drempel 5,0 procent. Bij de vangnetuitkering over 2019 is de hoogte van de eigenrisico-drempel 7,5 procent. De getrapte vergoeding begint bij de vangnetuitkering over 2019 dus bij een tekort vanaf 7,5 procent. Dit was 5,0 procent bij de vangnetuitkering over 2018. De eerste trede bij de vangnetuitkering eindigt bij 12,5 procent van het tekort bij de vangnetuitkering over 2019. Dit was ook het geval bij de vangnetuitkering over 2018. Vanaf 12,5 procent tekort is de vergoeding 100% bij de vangnetuitkering over 2019. Dit was ook al zo bij de vangnetuitkering over 2018. - Definitie externe maatregelen
De definitie externe maatregelen is aangescherpt. De kern blijft: Indien maatregelen met een duidelijk herkenbare inbreng van externen (dus personen of organisaties buiten de eigen gemeente) tot stand komen worden ze als extern aangemerkt. Consultatie van een ISD of RSD werd bij de vangnetuitkering 2018 gezien als externe consultatie, maar bij de vangnetuitkering 2019 wordt dit niet meer gezien als externe consultatie. Externe consultatie betekent consultatie met een organisatie buiten de grenzen van de gemeente. In geval van een gemeenschappelijke regeling (ISD of RSD) is sprake van een gemeenschappelijk beleid en uitvoering voor alle aangesloten gemeenten. Dat betekent dat consultatie van gemeenten die onderdeel uitmaken vaan een gemeenschappelijke regeling niet als extern wordt gezien.
Verschillen vangnetuitkering 2020 ten opzichte van 2019
De verschillen van vangnetuitkering 2020 ten opzichte van 2019 zijn:
- Modelaanvraagformulier (uitgebreid verzoek)
Het basisverzoek is qua inhoud niet aangepast. Voor het uitgebreide verzoek is dit wel het geval.
Het volgende is qua inhoud aangepast in het modelaanvraagformulier dat hoort bij het uitgebreide verzoek:
Zowel bij de VU 2019 als bij de VU 2020 dient de aanvragende gemeente een toelichting te geven op de oorzaken van het tekort, de getroffen maatregelen en het beoogde effect. Dit staat op het modelaanvraagformulier aan de hand van de vragen A, B en C. Bij de VU 2019 zijn hierbij geen subvragen. Bij de VU 2020 is dit wel het geval. Deze subvragen zijn opgesteld in overleg met gemeenten en hebben als doel het beantwoorden van de vragen te vergemakkelijken en het uitvragen van aanvullende informatie te voorkomen. De gemeente kan bij de VU 2020 in de toelichting in het modelaanvraagformulier lezen wat exact van haar verwacht wordt bij de beantwoording van de subvragen.
Een aantal wijzigingen heeft betrekking op de toelichting van het modelaanvraagformulier:
1. Bij A. Een duidelijke analyse van oorzaken waarbij de analyse van de cijfers die de conclusies onderbouwen ook wordt getoond. En niet enkel de conclusies.
Bij A. Spreken over analyse i.p.v. globale analyse.
2. Bij B externe maatregelen, expliciet herhaald verzoek om gebruik te maken van de drie vragen per maatregel.
3. Bij B. In de toelichting wordt de suggestie opgenomen aan te geven wat eventuele gevolgen van de Coronacrisis zijn en welke maatregelen de gemeenten hiertoe hebben getroffen.
- Wetgeving
Er geldt vanaf de VU 2020 een uitzonderingspositie voor kleine gemeenten tot 5.000 inwoners, waarbij het zo is dat deze categorie gemeenten te allen tijden een basisverzoek mag indienen, ook indien de gemeente in ten minste één van de twee voorafgaande jaren een vangnetuitkering heeft ontvangen.
Voor de VU 2020 betekent dit dat alle gemeenten tot 5.000 inwoners een basisverzoek mogen indienen, ook indien zij over VU 2018 en/of VU 2019 een vangnetuitkering hebben ontvangen.